Al bijna veertig jaar zet Jan van der Zandt zich als pastor in voor woonwagenbewoners, Roma en Sinti in Limburg en Brabant. Met levenswerkboekjes waarin zij vertellen over hun leven en geschiedenis probeert hij gemeentes, instanties en scholen meer te vertellen over hoe deze gemeenschappen in elkaar zitten. En dat is nog altijd nodig.
Jan van der Zandt is landelijk pastor en coördinator van het Pastoraat Woonwagenbewoners in Nederland (PWN), dat zich inzet voor woonwagenbewoners, Sinti en Roma. Sinds 1981 is zijn doel meer erkenning en respect voor het welzijn van deze groepen te creëren. Zijn focus ligt daarbij op armoedebestrijding en het onderwijs. Voor zijn inzet voor de Wereldwinkel in Vught heeft hij in april een koninklijke onderscheiding gekregen. Van der Zandt reageert bescheiden op de gebeurtenis. “Ik was wel verrast. De burgemeester kwam aan huis, op afstand, en vertelde het. Voor een onderscheiding moet je iets speciaals hebben betekend, denk ik dan.”
Het werk dat de katholieke kerk voor woonwagenbewoners doet, begon bijna een eeuw geleden, vertelt de pastor. In 1928 werd er in Helmond al pastoraal werk gedaan voor Roma, Sinti en woonwagenbewoners. Toen Marga Klompé begin jaren ‘60 minister was, zette zij de professionalisering van dit werk van de katholieke kerken in gang. Het moest een plaats krijgen in het beleid. “Hierna kwamen er ook scholen voor deze kinderen, iedereen moest bij elkaar gaan wonen. Binnen de parochies ontstond soms een aparte schoolklas met kinderen van Sinti, Roma en woonwagenbewoners die gerund werd vanuit de kerk. De pastor was dan ook de voorzitter van het schoolbestuur, en had meerdere petten op.”
In ‘78 volgde het beleid dat zich richtte op decentralisatie en normalisatie, met als doel om de Roma, Sinti en woonwagenbewoners meer met de Nederlandse samenleving te vervlechten. Toen Van de Zandt in 1981 werd aangesteld, werd hij coördinator van het woonwagenpastoraat. “De focus lag op normalisatie. De drie groepen zouden binnen wijken en de bebouwde kom gaan wonen. De katholieke kerk zorgde dat de parochies medeverantwoordelijk werden voor de integratie. Dit gebeurde met burgers en ook werkers van de parochie.” Ook werd aan scholen gevraagd om een tussenpersoon te benoemen om het contact tussen alle partijen goed te laten verlopen. Maar dit verliep niet altijd soepel. De cultuur en gewoontes van de drie gemeenschappen botste met het leven in de woonwijken.
Moeite met andere culturen
Het was ook de bedoeling dat deze drie groepen binnen de katholieke kerk hun geloof konden verwezenlijken. Het beleid van de PWN draait immers om het respecteren van de eigenheid van religie, taal, cultuur en muziek. “Daar hebben we ons in vergist. De woonwagenbewoners, Roma en Sinti waren eigenlijk niet zo welkom in de kerk. Daar waren vaste gewoontes, iedereen had er zijn vaste plaats. En er zijn veel vooroordelen. De kerken en parochies, en dat zien we nog steeds, wisten zich eigenlijk geen raad met andere culturen. Terwijl wij dachten dat dit geen struikelblok zou zijn.”
De eigenheid van Roma en Sinti is zo krachtig, sterk en vasthoudend, aldus Van der Zandt. “Dat wordt niet altijd gewaardeerd in de kerken. Daarbij komt vaak het woord ‘normaal’ terug, zo worden ze niet gezien. Burgers vinden dat hoe zij zich bewegen in de kerk ‘niet normaal’ is.” De woonwagenbewoners, Roma en Sinti hebben een eigen cultuur en hadden in de jaren ’80 eigen voorzieningen, een woonwagencentrumschool en specifieke werkzaamheden die vaak gerelateerd waren aan handel waar zij mee rondgetrokken. “Ze zijn afgebakend van de samenleving en hebben een eigen wereld gecreëerd. Wij kwamen niet in die wereld voor, en andersom.”
Toen deze twee werelden nader tot elkaar moesten komen, bleek dit lastig. “Religie zit in hun cultuur, het zijn gemeenschapsmensen. Is er een begrafenis, dan komt er honderd man uit het hele land naartoe. Maar dat kan de kerk niet aan. Daar zijn ‘ongeschreven’ regels over hoeveel mensen er mogen komen.” De twee werelden begrijpen elkaars gebruiken niet en dat leidt tot misverstanden en verontwaardiging.
“Er kwam iemand te overlijden en de familie had al een idee hoe ze de begrafenis wilde regelen. Ze belden aan bij de pastor om het meteen te kunnen regelen, waarna hij zegt: zo werkt het niet bij ons. Hij luistert niet naar hun wensen en houdt vast aan wat er ‘normaal’ is bij een uitvaart.” Dan is er onbegrip bij de familie, legt de pastor uit. Waarom wil hij hun vader niet begraven, vragen ze zich af.
De pastor geeft nog een voorbeeld. “Een organisatie in Limburg vroeg hulp bij een kwestie rondom de eerste communie van een kind. Ze dachten dat alles goed geregeld was, de kerk zat vol met familie en een van de kinderen zou iets voorlezen. Na afloop begon de opa van het gezin te applaudisseren. Iemand van het pastorale werk liep daarom naar de microfoon en vroeg of hij hiermee kon ophouden.”
De opa reageerde verbaasd, waarom mocht hij niet klappen voor zijn kleinkind? De pastoraal werker vroeg zich af wat er verkeerd was gegaan. “Als ze even had meegeklapt, dan was de situatie daarna voorbij geweest”, aldus Van der Zandt. Maar het was niet normaal om te klappen in de kerk. “Terwijl deze opa nooit onderwijs gehad heeft, zijn zoon ook niet, en nu is er een kleindochter die naar school gaat en dus kan voorlezen. Dat maakte hem zo trots en dat wilde hij haar laten zien.”
Niemand lijkt hierbij concessies te willen doen, de kerk niet en de gemeenschappen niet. En dat zorgt voor moeizame communicatie. “Communiceren met Roma, Sinti of woonwagenbewoners wordt nog steeds niet als ‘normaal’ gezien. Het is een plicht, een opgave en het is moeilijk. Ik heb als tussenpersoon al vaak concessies gedaan bij de bemiddeling tussen beiden.”
Verzuim en slechte taalbeheersing
Ook op het gebied van onderwijs is er nog veel werk te doen, aldus de pastor. Er zijn echter grote verschillen tussen de drie groepen, benadrukt hij. “De kinderen van woonwagenbewoners gaan al zo’n 25 jaar naar normale scholen, in dat opzicht lopen de Sinti en Roma nog achter. Daar is het onderwijs nog niet doorgedrongen in de generaties en hebben de vader en moeder van kinderen vaak weinig of geen goed onderwijs gehad.” Deze kinderen worden makkelijker thuisgehouden, bijvoorbeeld als een kind zich niet lekker voelt of als er een belangrijke familiegebeurtenis is. Ook het feit dat veel ouders de Nederlandse taal slecht beheersen, speelt hierbij een rol, ziet Van der Zandt.
Sinti en Roma vinden het fijn dat kinderen naar goede scholen kunnen, maar hebben niet altijd de financiële middelen om de kinderen optimaal te kunnen helpen, aldus Van der Zandt. “De meeste kinderen gaan naar het basisonderwijs, dat is de afgelopen decennia sterk verbeterd. Ouders vinden het ook belangrijk dat kinderen leren lezen, schrijven en rekenen.”
Scholen verwachten van ouders dat die de kinderen ook thuis kunnen ondersteunen, maar deze ouders kunnen helpen bij huiswerk en hebben ook geen hulpmiddelen zoals burgerouders. “Soms is 80 tot 90 procent van de volwassenen in een gezin werkloos, ze krijgen een uitkering en zitten vaak ook nog in de schuldsanering. Als je dan drie of vier kinderen hebt, dan kan je hen niet veel bieden.” De kinderen lijden onder deze armoede, ziet de pastor. Soms is genoeg eten hebben, of passende kleding, al een probleem.
In het basisonderwijs wordt vaak van alles geprobeerd om de kinderen van Roma en Sinti te helpen, er is een grote bereidheid om kinderen extra te ondersteunen. Blijft een kind veel thuis, dan reageren scholen daarop en nemen ze contact op met de ouders. Die zorgen ook steeds meer dat kinderen op school aanwezig zijn, ook omdat de leerplichtambtenaar streng toeziet op de aanwezigheid. “Maar soms is er sprake van psychische problemen bij de ouders, waardoor het moeilijk is om hen hierbij te betrekken en te bereiken.”
In veel gevallen hebben de ouders een uitkering en weinig onderwijs gevolgd. Van der Zandt ziet dat er bij deze groep veel onrust is. “Ze willen wel een baan, maar ze kunnen eigenlijk maar drie dagen werken omdat er ook andere dingen moeten gebeuren. En dan werken ze het liefst ook tot 15 uur, om vervolgens de kinderen uit school te kunnen halen. Dat soort banen bestaan bijna niet.” Het zit in hun cultuur verweven dat je er voor je familie bent, werk is bijzaak. In veel gevallen starten de mannen daarom een eigen bedrijf, waardoor ze flexibeler werktijden kunnen hanteren.
Een bijkomend probleem is daarnaast het feit dat ouders het verzuim van school niet als een probleem zien, aldus de pastor. Voor het onderwijs is verzuim een knelpunt omdat kinderen lesstof gemist hebben en niet kunnen aansluiten bij het gewone lesprogramma. Op de middelbare school is er minder druk en laat de leerplichtambtenaar zich minder snel zien. “Er heerst meer een mentaliteit waardoor ze denken: deze jongeren hebben het al lastig, ze wonen ergens achteraf en hebben geen vervoer naar school. De ouders zijn minder gemotiveerd, dus laat ze maar.” De leerplichtambtenaar geeft het dan eerder op. “Maar ik wil juist op de plekken zijn waar ouders de motivatie missen. De jongeren willen vaak wel naar school”
Zo ontstond er een plan om ov-kaarten te regelen voor leerlingen van het middelbaar onderwijs. Het idee is om de jongeren een ov-kaart te geven, waardoor ze niet door hun ouders naar school gebracht hoeven te worden. “Dat is een grote verandering, maar we willen ze eraan laten wennen. Zowel de kinderen als de ouders. De kinderen hebben vaak ook vrienden met zo’n kaart en nu kunnen ze samen reizen.” Inmiddels zijn er in een paar jaar tijd zo’n 25 kaarten geregeld en ziet Van der Zandt een verandering bij deze groep jongeren. “Ze lijken volwassener geworden, ook naar hun ouders. Ze geven aan dat ze niet gebracht hoeven te worden, ze kunnen zelf met de bus. En dat maakt ze ook trots.”
Vrijwilligers en Christoffels
De pastor komt op ongeveer tien plekken in Limburg en Brabant en houdt daar zicht op de hulp die er is voor woonwagenbewoners, Sinti en Roma. Ook schreef Van der Zandt op eigen initiatief meerdere brochures over de gemeenschappen, om anderen te informeren over hun cultuur en gewoontes. Er zijn daarnaast veel vrijwilligers die zich voor het pastoraat inzetten, de zogenoemde Christoffels, naar de patroonheilige van de reizigers.
Deze mensen voelen zich verbonden met het gedachtengoed van de kerk en helpen op allerlei manieren, bijvoorbeeld met huiswerkbegeleiding. Er zijn ook voorbeelden van gepensioneerde vrijwilligers die helpen vanuit hun vakgebied, vertelt de pastor. Zoals het geval is bij een onderwijskundige die contactpersoon werd van een gezin, zodat zij contact onderhield met scholen, gemeente, gezondheidszorg en de sociale dienst. “In totaal zijn er zo’n vijftig tot tachtig vrijwilligers die soms permanent en soms ad hoc komen helpen, maar we zijn altijd op zoek naar meer mensen. Ook is er een landelijke dag voor deze vrijwilligers en worden er regionale bijeenkomsten georganiseerd.”
Soms spelen er problemen die groter zijn, zoals criminaliteit of drugsverslaving. “Dan lopen wij ook tegen beperkingen aan. We zien dat een kind het niet goed doet op school, maar diens neefjes en nichtjes doen dat wel. We weten dat ze spijbelen, soms komen ouders niet uit bed en worden kinderen niet aangekleed. Er zijn ook geen buren om te helpen.” Een zuster die bij de parochie betrokken is, probeert soms wat invloed uit te oefenen op de ouders. “Maar zij kan drugs niet de wereld uit helpen. Ze laten haar wel elke woensdagmiddag bijles geven, omdat de ouders haar kennen.”
Recht op huis en onderwijs
Van der Zandt hoopt dat de Roma, Sinti en woonwagenbewoners meer als ‘normaal’ beschouwd gaan worden, een missie die nog altijd niet verwezenlijkt is. “Ik realiseer me nu pas wat ‘normaal’ betekent. Dit zijn ook mensen, we zijn allemaal familie van elkaar. Maar als er problemen zijn met deze gemeenschappen, zoals criminaliteit of drugs, dan worden zij zwartgemaakt. Soms ook door ambtenaren en gemeenten. Maar dit zijn burgers die recht hebben op een dak boven hun hoofd en onderwijs. Er wordt te weinig gekeken naar hun welzijn, en meer naar het eigen belang.”
De pastor blijft zich inzetten om de financiële middelen die er wel zijn, op de goede plekken in te zetten. Waar het nodig en ook productief is. “En dan moet je vervolgens de juiste mensen betrekken, die gemotiveerd zijn om te helpen en zich willen inzetten zonder naar hun eigen belang te kijken.”
Aan de andere kant hebben ook de Roma, Sinti en woonwagenbewoners een verantwoordelijkheid, benadrukt de pastor. “Zij moeten hun gemeenschappelijkheid koesteren. Ik vertel ze om niet te proberen de competitie aan te gaan met burgers, maar om te laten zien wat ze samen voor elkaar krijgen.”
Van der Zandt komt met een voorbeeld van vijf Sinti die samen een kringloopwinkel hebben opgezet in Gemert. “Het doel van de kringloopwinkel is om met de opbrengst daarvan extra begeleiding voor de kinderen te kunnen betalen. De winkel is een stichting, dus niemand krijgt salaris. Het geld dat binnenkomt gaat in dit geval niet naar de Belastingdienst of schuldsanering, maar kan aan een kind besteed worden.”
De pastor heeft dit plan gestimuleerd en met trots gevolgd. “Ze zaten eerst in een oude loods en hebben nu een prachtige locatie. Ze werken samen en dat past bij ze. Ze zijn opeens ondernemers geworden, terwijl hun ouders nog bedelaars zijn geweest. Het geeft ze een andere plek in de samenleving. Daar zijn ze trots op en hun kinderen ook.”