Het project ‘In de zorg, Uit de zorgen’ biedt statushouders de kans om een zorgopleiding te volgen en door te groeien tot een volwaardig zorgwerknemer. Ook is er volop aandacht voor taal en cultuurverschillen. Met succes.
Statushouders die willen integreren lopen vaak tegen obstakels op. Ondanks een rugzak vol werkervaring, belanden ze thuis met een uitkering of vinden ze andere baantjes waarin geen beroep gedaan wordt op hun kennis en expertise. Toen in 2016 enkele Europese fondsen via Euroregio Maas-Rijn beschikbaar kwamen voor het ontwikkelen van integratietrajecten, vroeg de provincie Belgisch Limburg onder meer aan arbeidsmarktorganisatie Zorg aan Zet, VluchtelingenWerk Zuid-Nederland en Familiehulp in België om na te denken over mogelijkheden.
Met een arbeidsmarkt die hard op zoek is naar zorgpersoneel en statushouders die een zorgachtergrond hebben, werd er met het project ‘In de zorg, Uit de zorgen’ ingezet op het benutten van de talenten van deze groep. In totaal werkten acht organisaties en bestuurders samen met wethouders en het WerkgeversServicepunt van de gemeente Sittard-Geleen aan het plan. Zo ging in 2017 de eerste lichting van 22 deelnemers van start in de pilot.
Zij begonnen aan een schakeltraject van Stichting Zuyderland en Gilde Opleidingen met een combinatie van theorie, vaktaal en praktijkstages. Daarna hebben ze de juiste vaardigheden en competenties om bij de reguliere BBL-opleiding van Stichting Zuyderland in te stromen. Achttien van hen zijn in februari 2020 aan deze opleiding begonnen. In maart start een tweede lichting van 24 deelnemers.
Ervaring benutten
Het is belangrijk dat het potentieel en talent van deze groep gezien wordt, aldus Wim van Grinsven, projectmedewerker bij Zorg aan Zet. “Met de ervaring die zij hebben in hun thuisland, komen ze hier niet aan de bak. Of dat nu in de zorg is, of andere sectoren. Dat komt vaak door praktische oorzaken. Diploma’s zijn bijvoorbeeld niet erkend, of zijn niet meer in iemands bezit.”
Daarnaast werkt de bureaucratie in Nederland niet altijd mee. De toegang tot de zorgsector is streng gereguleerd, dat zorgt voor barrières. “Daardoor zaten mensen die in hun thuisland arts, apotheker of verloskundige waren, hier in de bijstand weg te kwijnen omdat ze die toegang niet hadden.”
Vaak hebben de vluchtelingen het idee dat al hun problemen vervagen als ze in Nederland komen. Maar dat valt in de praktijk tegen. Daarom zet het project ook in op het onderwerp perceptie, legt Van Grinsven uit. “De zorg in Nederland is bijvoorbeeld heel anders ingericht dan in het land van herkomst. Bij ons leven ouderen in verzorgingshuizen, terwijl in andere culturen door familie voor ouderen wordt gezorgd.”
En ook wat betreft het wassen en verzorgen van mensen van het andere geslacht, wordt er vaak anders over gedacht. “Het vraagt dus ook om aanpassingen van hun eigen denken hierover. Er worden geen uitzonderingen gemaakt, want we willen dat iemand een reguliere medewerker wordt. Dat is immers het doel van de integratie.”
Ambassadeurs
Om de deelnemers bij te staan, wordt er gebruik gemaakt van ambassadeurs, vaak mensen die zelf ook statushouder zijn en in de zorg werken. “Zij kwamen bij de informatiebijeenkomsten voor de tweede lichting vertellen over hoe zij omgaan met de cultuurverschillen. We vertellen andere organisaties die een soortgelijk project overwegen altijd dat ze dit ook moeten doorvoeren. Er ontstaan namelijk geanimeerde gesprekken van.”
Wie mee wil doen aan dit traject, moet daarnaast ook aan een taalniveau voldoen. Daar zijn ze bij de tweede lichting nog wat scherper op geweest, aldus Van Grinsven. “Sommige aanmelders zijn daarom ook afgevallen.” Er zijn twee momenten in het project waarin taal centraal staat: in het voortraject, voordat ze instromen in de opleiding, is er aandacht voor taal met bijvoorbeeld taalcoaches. Daarnaast wordt er in het schakeltraject, ter voorbereiding op de opleiding, aandacht besteed aan vaktaal. “Op een taalles leer je immers niets over termen die in de zorg gebruikt worden. Daar gaan ze dus praktisch mee aan de slag, door echt te oefenen met voorwerpen.”
Zelfwaardering
De eerste lichting deelnemers liet zien dat zij veel meer zelfwaardering krijgen tijdens het project, aldus Van Grinsven. “Je merkt dat ze opbloeien zodra ze werk doen waarvoor ze gewaardeerd worden. Als ze nuttig en nodig zijn in de maatschappij. En het is ook geen wassen neus, het draait allemaal om volwaardig meedraaien in de maatschappij.” Ook is er baangarantie voor de deelnemers die het hele traject, met opleiding, succesvol afronden.
Daarnaast wordt er ook door de cliënten goed gereageerd op de statushouders. “Dat was best spannend. Maar het viel hen vaak op dat deze mensen met meer aandacht en menselijkheid hun werk deden. Eén van onze ambassadrices vertelde zelfs dat cliënten het liefst door haar verzorgd willen worden. Daar werd zij heel trots van.”
Inspiratie
Waar het nog lastig was om deelnemers te vinden voor de pilot, kwamen er voor de tweede ronde 75 aanmeldingen. De naamsbekendheid bij omliggende gemeenten, zorgorganisaties hielp daaraan mee. “We willen graag een inspiratie zijn voor anderen, maar blijven kleine stappen zetten. We hebben omliggende gemeenten en zorgorganisaties benaderd, en zijn in gesprek met hen. Met de provincie zijn we aan het kijken hoe we dit project structureler vorm kunnen geven.” De tweede groep wordt niet langer gefinancierd door het Europese fonds dat de pilot ondersteunde.
De methode die hiermee ontwikkeld is, moet vooral ook breder gedeeld worden. Daarom staan alle tools en inzichten online en hebben de betrokken partners zich gecommitteerd aan de afspraak om geïnteresseerden van informatie te voorzien. “Als je ziet hoe mensen opbloeien van dit project, dan is het belangrijk dat zoveel mogelijk mensen ervan weten. Deze mensen willen nuttig bezig zijn in de zorg en kunnen daar ook echt een belangrijke bijdrage leveren.”