Meertaligheid bij kinderen is iets wat omarmd moet worden, in plaats van afgeleerd of genegeerd. Het keurmerk ‘Taalvriendelijke School’ verbindt scholen die hier positieve aandacht aan besteden. Het internationale netwerk van scholen helpt elkaar verder door kennis en expertise te delen, vertelt initiator Ellen-Rose Kambel, directeur van de Rutu Foundation voor intercultureel meertalig onderwijs.
Het is een misverstand dat jurist Ellen-Rose Kambel (53) vaak hoort: meertalige kinderen zouden thuis het beste eerst goed Nederlands moeten leren spreken, voordat ze andere talen leren. “Maar uit onderzoeken blijkt dat het tegendeel waar is.” Volgens onderzoek leren kinderen een nieuwe taal sneller en beter als de ‘eigen’ taal niet op de achtergrond verdwijnt.
Zij communiceren zelfs effectiever dan leeftijdsgenoten die één taal spreken: ze maken beter gebruik van non-verbale informatie, zoals gebaren en intonatie, en houden meer rekening met de kennis van hun gesprekspartner. Wordt er thuis een andere taal gesproken dan op school, die ze allebei niet helemaal machtig zijn, dan dreigt het gevaar dat de kinderen beide talen niet goed leren, of de communicatie tussen kind en ouders wordt beperkt.
Verboden te spreken
In 2019 richtte Kambel, van huis uit mensenrechtenjurist, de Taalvriendelijke School op. Dat deed ze samen met taalwetenschapper Emmanuelle Le Pichon (50), die ze in 2017 ontmoette. “Wij waren op dat moment allebei heel erg boos. Ik omdat ik van een leerkracht in Suriname hoorde hoe zij vroeger geslagen werd als ze in de klas iets in haar eigen taal zei. Er moest Nederlands gesproken worden om de kansen van de kinderen te verbeteren.”
De Franstalige Le Pichon, toen woonachtig in Nederland, was door de leerkracht van haar kind gevraagd om geen Frans te spreken in de school. “Emmanuelle voelde zich boos en gekwetst, omdat ze wist hoe belangrijk het is dat kinderen hun moedertalen leren. Zo ontstond ons gesprek hierover.” De twee bezochten samen Suriname, waar elke school een andere taalsituatie bleek te hebben. “Op sommige scholen hoor je soms wel tien talen, niet alleen uit het binnenland maar ook uit landen als Venezuela, China of Brazilië.”
Kambel vervolgt: “We zagen ook op bijna elke school wel een leerkracht die bezig was om deze talen te integreren in hun les. Maar zij hadden vaak het idee dat dit niet mocht, en hielden het soms zelfs geheim.” Hetzelfde bleek het geval in andere scholen die Kambel en Le Pichon bezochten, zowel in Europa als Noord-Amerika. Zo ontstond het idee om een concept te bedenken dat voor elke school werkt en dat leerkrachten en scholen verbindt in hun missie om de verschillende talen van hun leerlingen te omarmen.
Over meertaligheid in Nederland zijn niet veel cijfers voorhanden. In 2019 concludeerde het CBS dat ruim een kwart van de 15-plussers thuis een andere voertaal heeft dan het Nederlands. Zo’n 10 procent spreekt thuis een regionale taal, zoals Fries of Limburgs, en ruim 5 procent spreekt een dialect. Ruim 8 procent spreekt een andere taal, voornamelijk Engels, Turks, Marokkaans Arabisch, Mandarijn en Pools.
Netwerk van tienduizend leerlingen
De Taalvriendelijke School is, in Kambels woorden, een “keurmerk” voor scholen die verschillende talen verwelkomen en waarderen. Scholen die zich aansluiten, committeren zich schriftelijk aan de afspraak dat ze geen leerlingen zullen ontmoedigen, verbieden, of bestraffen als zij een andere taal spreken. Nadat hoogleraar Cummings het concept ondersteunde, kwamen er aanmeldingen vanuit meerdere hoeken van de wereld. In 2020 werd het zaadje geplant met twee scholen in Amsterdam. Inmiddels zijn er 28 scholen aangesloten, voornamelijk in Nederland, maar ook uit Canada, China, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Suriname en de Cariben.
De aangesloten scholen vormen een netwerk met meer dan tienduizend leerlingen. De scholen mogen zelf invullen hoe zij in het curriculum gebruik maken van talen. Zo kunnen ze een bibliotheek inrichten met boeken in verschillende talen, of kunnen ze aan ouders vragen of zij in hun moedertaal willen voorlezen. Het scholennetwerk staat met elkaar in contact en wordt door Kambel en Le Pichon gevoed met inzichten vanuit de taalwetenschap. ‘We willen dat de scholen elkaar inspireren, zonder dat wij ze voorschrijven wat ze moeten doen.”
Een school die zich aansluit, belooft om binnen twee jaar een plan te ontwikkelen om onder zijn leerlingen meertaligheid aan te moedigen. Leerkrachten, ouders en ook leerlingen zelf worden betrokken bij het opstellen van het plan. Daarnaast wordt van de school verwacht ‘het netwerk te voeden’, bijvoorbeeld door lesplannen te delen of foto’s en video’s van projecten die in de klas zijn gedaan.’’
Aanleren, niet weghalen
“We zien dat scholen ideeën van elkaar overnemen, de creativiteit onderling is enorm.” Kambel noemt bijvoorbeeld de ‘taalambassadeurs’: kinderen die aan nieuwe ouders in hun eigen taal rondleidingen geven. En aan ‘meertalige muren of bomen’ kunnen kinderen woorden ophangen in hun eigen taal, zoals ‘Welkom’. “Je kan zoveel doen als je ervoor openstaat. De wereld zit in je klas, dat is wat het onderwijs zo mooi maakt. Een schoolleider vertelde ons eens: ‘“Het kan nooit de bedoeling zijn dat je twee talen spreekt als je op school start, en er nog maar één spreekt als je weer vertrekt’”, vertelt Kambel. “Onderwijs moet kennis toevoegen, niet weghalen. Die boodschap willen we vooral uitdragen. Meertaligheid is geen probleem of obstakel, het is een verrijking. De vraag is hoe je van die rijkdom het beste gebruik kunt maken.”
De scholen die zich aanmelden, zien dat dit concept aansluit bij de realiteit die ze binnen de eigen muren zien. Door migratie worden wereldwijd steeds meer klassen meertalig. Kambel hoort ook van scholen die wel willen, maar niet weten hoe ze meertaligheid in hun eigen klassen kunnen omarmen. “Vaak denken ze te groot, dat er van alles veranderd moet worden. Maar dat hoeft helemaal niet.” Over het voorbeeld van ouderen die boekjes voorlezen in hun eigen taal: “Kinderen vinden dit meestal heel interessant en luisteren geboeid, ook al verstaan ze het niet. Ze stellen zelfs vragen over het verhaal.”
Door ouders bij de Taalvriendelijke School te betrekken, krijgt het hele gezin een plek op school. Dat is ook in het belang van de kinderen en kan al door alle ouders te vragen om een boekje in de eigen taal mee te nemen voor de bibliotheek. “Zo laagdrempelig kan het zijn en de impact is groot. Kinderen gaan stralen als er aandacht wordt besteed aan de taal die zij spreken, ze raken betrokken en meer gemotiveerd, dat effect zien leerkrachten al snel.”
Zichtbaar maken
Voor veel scholen die taalvriendelijk willen worden is de eerste stap: inventariseren welke talen er al worden gesproken onder de leerlingen. Het is heel onwaarschijnlijk dat een school helemaal eentalig is, denkt Kambel, die toevoegt dat je onder talen ook dialecten kunt scharen. Maar wat als er maar heel weinig verschillende talen of dialecten worden gesproken? Kambel: “Ook dan is het nuttig als leerkrachten aandacht besteden aan andere talen. Een leerkracht zou op internet vertalingen kunnen opzoeken van kernwoorden die bij een thema horen. Kinderen leren hiervan dat er verschillen en overeenkomsten zijn tussen talen. Ze snappen dan beter hoe andere talen ‘werken’. Dat maakt het makkelijker om een andere taal te leren.”
Kambel: “We raden ook altijd aan om de talen zichtbaar te maken op school, al is het maar door het woordje ‘Welkom’ in alle talen op te hangen. En sommige scholen vragen aan de kinderen hoe zij aandacht zouden willen besteden aan hun taal, daar komen hele interessante ideeën uit voort.” Deze ‘wisselwerking’ zal ook de band tussen de leerkracht en de leerling verbeteren, denkt Kambel. “Je krijgt als leerkracht de kans om meer over de achtergrond van een kind te leren en dit creëert een band die bepalend kan zijn voor hoe een leerling zich ontwikkelt.”
Uiteindelijk hoopt Kambel dat alle scholen een taalvriendelijk beleid gaan voeren, dat taalvriendelijkheid de norm wordt. “Dat leerkrachten weten hoe om te gaan met meertaligheid. In Amsterdam is onlangs nieuw beleid aangenomen om meertaligheid aan te moedigen in het onderwijs. Dus dat is een mooie en belangrijke stap.” Maar helaas ziet Kambel ook dat sommige landen in Europa juist een stap terug doen, en het in pauzes willen verbieden om andere talen te spreken. “Taal is politiek, een spel dat over de hoofden van leerlingen wordt gespeeld. Zelfs als politici weten dat onderzoeken anders bewijzen, zeggen ze het toch om aan te sluiten bij de vermeende wensen van de achterban. Ons werk is dus voorlopig nog niet gedaan.”