Nieuwe beroepscode sociaal werk draait om gemeenschappelijkheid
Na vele jaren van werken met vier verschillende beroepscodes binnen het sociaal werk, is er nu een nieuwe allesomvattende code geschreven. ‘We willen de eenheid van de beroepsgroep benadrukken’, aldus Jan Willem Bruins, algemeen directeur van de Beroepsvereniging Professionals in Sociaal Werk (BPSW).
De beroepscode gaat een nieuwe fase in, aldus Bruins. Nadat de eerste code in 1962 werd geschreven, is het nu tijd geworden om de codes samen te brengen. Dat betekent: geen aparte code voor jeugdhulp, maatschappelijk werkers, sociaal agogen en sociaal werkers meer. ‘De nieuwe generatie professionals is echt een sociaal werker, en dat willen we ook in het beroepsprofiel en de beroepscode terugbrengen. Er moet sprake zijn van een gemeenschappelijke identiteit.’
Wie overstapte van jeugdhulp naar maatschappelijk werk, kreeg te maken met een code die in waarden en normen overlapte, maar die ook verschillen kende. Daarom is het inhoudelijk gezien ook een goede reden om naar één code te gaan’, vindt Bruins. ‘Daarnaast is er in het werkveld sprake van ontschotting, bijvoorbeeld tussen de ggz en wijkteams. Iedereen moet samenwerken, en dat vraagt ook een brede kijk van de professionals.’
De code is tot stand gekomen na een brede raadpleging van professionals in sociaal werk en deskundigen.
Details
Er is tegelijkertijd gekozen voor een vereenvoudiging in taalgebruik en de mogelijkheid om bepaalde onderwerpen, zoals wetgeving, te actualiseren. Zorgethica Jurja Steenmeijer schreef één van de voorgaande beroepscodes en heeft nu de nieuwe code geschreven. Zij zag de laatste jaren steeds meer codes ontstaan, met allemaal een iets andere verwoording of afwijkende details. ‘Als ethicus zeg ik: de taal is anders, hoe je professionals aanspreekt loopt uiteen. De praktijkvoorbeelden in de codes zijn verschillend, maar ethisch gezien is er dat verschil er niet.’
Het is mooi als de identiteit van een beroepsgroep met een gemeenschappelijke beroepscode verstrekt wordt,, zodat alle professionals zich erin herkennen, maar eigenlijk is dat niet het doel ervan, legt Steenmeijer uit. ‘Het is geen vakbeschrijving, maar aan de andere kant herkennen mensen zich er niet meer in als het te algemeen is.’ Het samenvoegen van de codes is dus ingewikkeld. Waar een deel van de sociaal werkers bezig is met ondersteuning en het opbouwen van een gemeenschap, werken anderen aan onderwerpen als jeugdbescherming. De grootste uitdaging voor Steenmeijer was dus vooral om ervoor te zorgen dat iedereen zich erin kan vinden.
Andere toepassing
‘We noemen bijvoorbeeld geen praktijkgerichte voorbeelden meer. Deze nieuwe code legt vooral de normen en waarden uit, maar de toepassing daarvan laten we aan de beroepsgroep over.’ Zo kan iedereen er zijn eigen uitleg bij geven, waar professionals zich in herkennen. ‘Er is gestreefd naar less is more, we beschrijven alleen het hoogst noodzakelijke. Daardoor blijf je weg bij allerlei toelichtingen die het geheel vooral ingewikkeld maken.’
Een andere verandering is ook dat er meer oog is voor mbo’ers in het sociaal werk. ‘Zij zijn niet gewend om met een code te werken, dat zijn vooral de hbo’ers en de masters Maar de taken en bevoegdheden van een functie geven ook aan in hoeverre iemand aan de code gebonden is. Mbo’ers moeten ook ethisch handelen, en hebben ook te maken met kwesties als geheimhouding.’ Het onderwijs en ook het collegiaal toezicht moeten daar ook mee aan de slag. ‘Je mag iemand aanspreken op geheimhouding, maar een mbo’er heeft dit meestal nog niet in de opleiding meegekregen. Zo’n kwestie moet dan dus door een tuchtcollege zorgvuldig worden afgewogen.’
De nieuwe code heeft kernwaarden, waarmee gekozen is voor gelijkstelling met internationale beroepscodes. Ook is de taal soms wat geactualiseerd. En er zijn gesprekken gevoerd over het toevoegen van de digitale zorg, legt Steenmeijer uit. ‘In Amerika hebben ze de digitale zorg al in 2018 aan de codes toegevoegd, maar die is dan ook 155 artikelen lang. Bij elke hoofdnorm hebben zij ook een vertaling naar digitaal gemaakt, maar dat maakt de code onleesbaar.’
Digitale zorg
Uiteindelijk is ervoor gekozen om de digitale zorg niet in de nieuwe code te verwerken. ‘We hebben de voorstanders gevraagd om de normen van digitale zorg te omschrijven, maar dat bleek erg lastig. Aandacht willen voor een onderwerp wil nog niet zeggen dat je er ook een ethische norm over moet schrijven.’ Mogelijk is het dan slimmer om een handreiking hierover te schrijven, waarin wordt aangestipt welke normen en worden toegepast en wat dit betekent voor de digitalisering, aldus the zorgethica. Dit soort handreikingen zijn er al in de jeugdhulp en jeugdbescherming.
Een beroepscode is een sluitstuk. In de dagelijkse context zijn er morele dilemma’s en meningen, dat hoeft niet allemaal beschreven te worden. ‘In de code staat waarover iedereen het eens is, zonder twijfel. Daar zijn mensen dan ook op aan te spreken. Maar de ethische praktijk bestaat uit duizend tinten grijs, maar die impact is niet in een code te vatten.’ Dan zijn handreikingen of wegwijzers nuttiger, deze geven meer richting in hoe te handelen met respect voor de wet, ethiek en richtlijnen.
Gemeenschappelijkheid
Er is ook een heleboel wel hetzelfde gebleven in de beroepscode, de ethiek is immers niet veranderd. Dus de thema’s draaien nog steeds om onderwerpen als geheimhouding, toestemming, dossiers, deskundigheid, zorgvuldigheid en respect. Na het accepteren van de nieuwe code tijdens de ledenvergadering van de BPSW, start de implementatie. Het streven is dat de nieuwe code uiterlijk 1 januari 2022 van kracht wordt.
Het sociaal werk is zo’n breed veld, met verschillende cao’s. De sector heeft invloed op wat je doet, maar het idee is vooral ook de common ground laten zien, aldus BPSW-directeur Bruins. ‘Het gaat om een gemeenschappelijke identiteit, het benadrukken van de eenheid in de verscheidenheid van het werk. Dat zal de professionals dichter bij elkaar brengen.’