Meike Bergwerff

View Original

Looproutes en kleine groepen, de scholen gaan weer open

Nu het onderwijs weer langzaam op locatie mag opstarten, moeten de scenario’s en plannen die de afgelopen weken zijn uitgewerkt in gang worden gezet. Aangepaste roosters, kleinere groepen, en alles op 1,5 meter afstand. Het nieuwe onderwijs moet zich gaan bewijzen. 

Op 16 maart sloten alle scholen in het land de deuren vanwege het coronavirus. Docenten, schoolleiders, ouders en leerlingen moesten vlot wennen aan deze nieuwe realiteit. En voor hoe lang? Dat was onduidelijk. En dus werden lessen opeens online gegeven en stonden docenten niet langer voor een vol klaslokaal, maar zagen zij alleen wat hoofden op een scherm. Praktijklessen moesten worden uitgesteld, examens moesten een nieuwe vorm krijgen of uitgesteld worden. En er was de angst voor de studievertraging en achterstanden.

Nadat het basisonderwijs vanaf 11 mei weer is opgestart, gaan nu ook het voortgezet onderwijs, de mbo’s, hbo’s en universiteiten per juni weer langzaam beginnen. De afgelopen weken is er al volop gewerkt aan plannen om de scholen weer te openen. Uitdagend was dat wel, vertelt Stan Termeer, woordvoerder van de VO-Raad. “Ik kom net uit een webinar met vijfhonderd schoolleiders. Ik merk daar dat er vooral behoefte is aan meer informatie. Het is improviseren op dit moment.”

Waar er op de basisscholen geen rekening hoeft te worden gehouden met de 1,5 meter afstand, is dat op alle andere onderwijsniveaus wel zo. Maar hoe organiseer je dat fysiek? “Elk schoolgebouw is anders, de ene locatie heeft veel meer leerlingen en ruimte dan de andere”, aldus Termeer. “Wij kunnen niet voor hen bepalen hoe dit aan te pakken, dus we hebben vooral gepleit voor de vrijheid om scholen dit zelf uit te laten uitvinden.” 

Praktijklessen op het mbo
Ook op het mbo is er volop nagedacht over manieren om het onderwijs weer op te kunnen pakken, vertelt Frank van Hout, waarnemend voorzitter van de MBO Raad. “We zijn blij dat er wat meer ruimte komt, met name voor de praktijklessen.” Het karakter van het mbo draait om de praktijk, met je handen bezig zijn en gezamenlijk leren. “We hebben veel lessen om kunnen zetten naar online, maar uiteindelijk zijn we een praktische onderwijstak. Er is behoefte aan praktijklessen en ook aan elkaar zien en ontmoeten. Het is een flinke uitdaging gebleken om de verbinding met de studenten overeind te houden als er alleen afstandsonderwijs is.” 

De afgelopen week zijn de mbo’s druk bezig geweest om hun locaties zo in te delen dat de RIVM-richtlijnen kunnen worden gevolgd, en de hygiëne op de scholen goed geregeld is. “Veel scholen zijn al met praktijkexamens in kleine groepen aan de slag gegaan de afgelopen weken, en dat ging best goed”, aldus Van Hout. Maar iedere volgende stap is spannend. Vooral het maken van een goede planning wordt een uitdaging voor het mbo, vertelt de waarnemend voorzitter. “Onze richtlijn voorschrijft dat we ongeveer 20 procent van de normale bezetting aan studenten, docenten en instructeurs op school mogen verwelkomen, en er is een tijdslot van 11 tot 15 uur. Dat vraagt om maatwerk.” 

Onderwijs voor de provincie
Op het hbo mag er vanaf 15 juni weer praktijkonderwijs en toetsing op locatie plaatsvinden, mits de randvoorwaarden worden nageleefd. Voorzitter Paul Rüpp van Avans Hogeschool in Brabant vindt het onterecht dat het kabinet het hbo zo lang gesloten heeft. “Dat heeft te maken met het feit dat studenten van hbo-onderwijs grotere reisafstanden hebben, en er dus meer gebruik gemaakt moet worden van het openbaar vervoer. Maar daar ben ik het niet mee eens. Die problematiek speelt waarschijnlijk wel rond Amsterdam en Utrecht, maar niet of veel minder in de andere provincies.” Daarom heeft onder meer Rüpp gepleit voor regionaal maatwerk, in samenspraak met vervoerders en veiligheidsorganisaties. Maar het loonde niet. 

“Er is nog steeds geen groen licht voor een regionale aanpak, dus dat zorgt wel voor beperkingen”, aldus voorzitter Rüpp. “Het praktijkonderwijs is onze grootste zorg. De bouw, de zorg, maar ook programmeurs. Deze groepen studenten kunnen we dagelijks vervoeren en onderwijs geven in shifts van honderd tot honderdvijftig studenten. Met vijf shifts kan je per instelling duizend studenten per dag lesgeven en met regelmaat naar de campus laten komen, zonder dat dat het ov extra belast. Bovendien komen er een heleboel met de fiets en eigen vervoer.” 

De VO-raad heeft, samen met de vakbeweging, de scholen van een protocol en advies voorzien, in het ene deel de voorschriften van de overheid, en in het andere minder dwingende adviezen, vertelt Termeer. “Zorg voor goede looproutes op school, kijk hoe het binnenkomen en weggaan van leerlingen beter geregeld kan worden. Maar bekijk ook de optie om niet klassen van lokaal te laten wisselen, maar de docenten. En het is belangrijk om het ov zo min mogelijk te belasten.”

Ook op het mbo wordt het maken van roosters een flinke puzzel, aldus Van Hout. “Scholen proberen om een zo normaal mogelijk rooster te maken, om duidelijkheid te creëren voor iedereen. Studenten en docenten moeten weten wat er thuis en op school van ze verwacht wordt. En welke voorwaarden dit heeft.” 

Achterstanden en stagnatie
Een van de grootste zorgen van alle scholen is de mogelijke achterstand die leerlingen en studenten de laatste weken hebben opgebouwd. “Momenteel is het nog moeilijk om daar zicht op te krijgen”, aldus Termeer. “Pas als leerlingen weer op school komen, kunnen we gaan inventariseren en zal moeten blijken wie er meer aandacht nodig heeft om een inhaalslag te maken.”  

Op het mbo is er een groep studenten die al dicht bij het diploma was. Er is hard aan getrokken om deze groep te kunnen laten afstuderen, en het overgrote deel zal hun papiertje waarschijnlijk voor de zomer krijgen, aldus Van Hout. “Maar er is ook een groep die een vertraging heeft opgelopen. We hebben nu wat meer ruimte gekregen om examinering te organiseren, zodat we hen in ieder geval voor de zomer nog zien.” 

Voor de mbo-studenten die willen doorstromen naar het hbo zal het aankomen op maatwerk. Een student mag al beginnen op het hbo, al moeten er nog enkele onderdelen op het mbo afgerond worden. “Daarvoor is een goede samenwerking tussen de scholen cruciaal”, aldus Van Hout. “Ook de student zelf moet zich realiseren dat dit een flinke klus is. Van september tot december begin je niet alleen aan een nieuwe studie, maar moet je ook nog je mbo-diploma halen. Dat heeft ook effect op alles wat je naast je school doet, zoals sport en vrienden en een bijbaan.” Wil een student naar het hbo, dan weegt het afrondingsadvies van het mbo het zwaarst, mede omdat die school de student goed kent. “Het hbo heeft zich aan deze oplossing gecommitteerd, daar spreekt vertrouwen in het mbo uit.”

Ook het feit dat havo-leerlingen die op het hbo beginnen sinds maart bijna niet meer op school zijn geweest, zal zich laten zien, denkt voorzitter Rüpp. “Daarnaast zullen er mbo’ers met en zonder diploma naar onze opleidingen komen. Het is een hele heterogene groep en die jongeren moeten allemaal op een andere manier bediend worden.” 

Volgend schooljaar
Dat het onderwijs ook in het nieuwe schooljaar nog een andere vorm heeft, dat weten alle drie wel zeker. “Op afstand, kleinere groepen en veel digitaal onderwijs, dat zie ik sowieso nog wel tot het eind van het kalenderjaar”, aldus Rüpp. “Maar bij het studentenleven hoort ook het ontplooien, het rondhangen op de campus, het sociale leven. Dat is er nu niet meer, en dat is ontzettend jammer.” Wat de komende tijd vooral belangrijk is, is het monitoren van de belasting van zowel de student als docent, vindt Rüpp. “Er wordt van beiden veel gevraagd.” 

Scholen zijn creatief, ziet ook Termeer in het voortgezet onderwijs. “Maar het is niet makkelijk gebleken. We houden er rekening mee dat we ook volgend schooljaar in aangepaste vorm van start gaan. Wat we nu opzetten, is dus niet voor de korte termijn. In die zin kunnen we nu tot de zomer oefenen en ons optimaal voorbereiden op het nieuwe schooljaar.”

De onzekerheid over hoe volgend schooljaar eruit gaat zien, is ook op het mbo een obstakel, aldus Van Hout. “We hebben nog geen zicht op de kaders waarbinnen we volgend jaar moeten werken. Blijft bijvoorbeeld het voorschrift om maar 20 procent van de leerlingen en medewerkers op school te laten zijn. En het tijdslot? Hoe gaan we met het bedrijfsleven zorgen voor voldoende stageplekken?” 

Van Hout begrijpt rationeel gezien dat daar nog niets over te zeggen is, maar het brengt erg veel onzekerheid met zich mee, benadrukt hij. Dat geldt ook op het gebied van personeel. “Hoe kan je contracten verlengen als je niet weet hoeveel werk er volgend schooljaar is? Scholen zitten ook op dat gebied in onzekerheid.”