Meike Bergwerff

View Original

Werkdruk in jeugdzorg: 'ik kom altijd te vroeg of te laat in mijn werk'

Hoe zorg je dat er nieuwe medewerkers komen voor een sector met niet altijd een positief imago en waar de werkdruk hoog is? En hoe zorg je dat mensen de sector niet verlaten? Het is een kwestie die al jaren speelt in de jeugdzorg en waar maar moeilijk een antwoord op te vinden is.

Als sinds 2015 kampen veel lokale overheden met financiële tekorten om in de zorgvraag te voorzien. Daarnaast groeit het aantal jongeren in Nederland dat jeugdhulp krijgt. Dat resulteert in een situatie die bijna onhoudbaar is geworden, aldus Oscar Overbeek, bestuurder van CNV Zorg & Welzijn. “Er is sprake van regeldruk, minder tijd voor de cliënt, een hoge administratieve belasting vanwege het moeten registreren van handelingen en het afleggen van verantwoordingen. En dat treft zowel de gemeente als zorgorganisaties, cliënten en hun omgeving.”

Dat beaamt ook Carina Klinkvis, ambulant hulpverlener van Jeugdhulp Friesland. “Te veel moeten doen en daar de tijd niet voor krijgen. Meer verantwoordelijkheden hebben, met meer bijbehorende verwachtingen, maar ook minder tijd om het werk goed te doen.” 

Dit zijn niet zozeer nieuwe feiten, al jaren klinken deze geluiden uit de sector. Maar er is iets veranderd, aldus Overbeek. “Niet alleen is de werkdruk verder toegenomen, ook de complexiteit van de zaken waar jeugdwerkers mee te maken krijgen is vergroot.”

De bestuurder hoort van werknemers dat dossiers jaren geleden positief werden afgesloten, terwijl het nu vaak moeilijker is gebleken om tot zo’n resultaat te komen. “Ze zeggen: ik kom altijd te laat of te vroeg in mijn werk. Als ik te vroeg kom dan willen mensen helemaal geen hulp en word ik weggekeken. Als ik te laat kom dan was ik niet op tijd bij hen en nemen ze me dat kwalijk. Ik kom nooit op tijd.”

Ter verantwoording geroepen
Klinkvis noemt ook de verantwoordingsdruk die bijdraagt aan de werkdruk. “Bij een fout moet je als persoon bij de tuchtrechter komen en is niet langer de organisatie verantwoordelijk.” Daar is de jeugdwerker het niet mee eens. “Elke werknemer in de zorg doet dit werk naar eer en geweten. In de jeugdzorg draait het om levens en het is mooi als je iets mag bijdragen aan iemands leven.”

De zorg kan ook wel eens niet uitpakken zoals vooraf gehoopt, benadrukt Klinkvis. “Ik wil me dan niet druk hoeven maken over mijn verantwoording in het proces, en over of ik genoeg heb gerapporteerd. Maar als ik doe wat er van me wordt verwacht en ik een klacht zou krijgen, dan is de angst groot voor wat er kan gebeuren.”

In Friesland is het personeelstekort nog niet nijpend in de ambulante sector, aldus Klinkvis.  Wel zijn residentiële jeugdzorgwerkers steeds moeilijker te vinden, net als gedragswetenschappers. Bij zwangerschappen of onbetaald verlof, komt er geen vervanging op de werkvloer. “Er zijn ook collega’s die ander werk gaan doen, of voor zichzelf beginnen om zo zelf te kunnen bepalen welk werk ze doen en hoeveel.”

Ziek of sector uit
Ook in de cijfers is dit te zien. Door hoge werkdruk worden mensen ziek of verlaten ze de sector, benadrukt Overbeek. “In 2017 was de werkdruk in de jeugdzorg 62 procent tegenover 49 procent in de hele sector zorg en welzijn. Ook zegt 40 procent van de werkgevers dat de werkdruk voor hen een knelpunt is.”  

De vakbonden hebben de afgelopen jaren al wat successen geboekt met als doel om de werkdruk te verlagen. Zo zijn er in de vorige cao-afspraken gemaakt waardoor elke organisatie beleid moet hebben rondom het onderwerp werkdruk, legt Overbeek uit.

“Ervaring leerde dat dit niet goed centraal vast te leggen was. Elke regio ging anders met de werkdruk om. Daarom hebben we afspraken gemaakt en richtlijnen gegeven die voorschrijven hoe om te gaan met ingewikkelde dossiers, welke afspraken er gemaakt moeten worden en welke mogelijkheden werknemers moeten hebben als de werkdruk te hoog is.” Ook hebben organisaties onderling gezamenlijk afspraken hierover gemaakt.

Extra geld
Het kabinet heeft inmiddels aangekondigd dat er de komende jaren ruim 1 miljard euro extra ter beschikking komt om de zorg die door gemeenten wordt aangeboden te verbeteren. In de jeugdzorg gaat het om 420 miljoen euro extra in 2019 en ruim 300 miljoen euro extra in 2020 en 2021. Gemeentes kunnen dit geld naar eigen inzicht besteden.

Overbeek hoopt dat er ook geld naar de jeugdzorg zal gaan. “Als je iets wil veranderen, dan is er geld nodig, ja. Maar we moeten er ook anders over gaan nadenken.” Daarom wil CNV dat werknemers uit de sector gaan meedenken over oplossingen. “De minister hoort deze groep nauwelijks, terwijl zij waarschijnlijk met veel concretere ideeën komen dan de mensen hogerop.” 

Een nieuwe aanpak en geld, mogelijk draagt dit iets bij. Een actieplan dat samen met de werkgevers gemaakt wordt, moet de sector weer aantrekkelijk maken, vertelt Overbeek. “We houden ons nu bezig met het verminderen van de administratieve belasting en gaan actie voeren als we niet krijgen wat we willen.”

Taboe moet eraf
Klinkvis benadrukt dat het taboe rondom jeugdhulp moet verdwijnen. “Mijn cliënten schaamden zich omdat ze hulp nodig hadden, maar na afloop zijn ze er vooral blij mee. Het beeld is dat je gefaald hebt als je om hulp vraagt.” Zo voelen ouders dat ook, ziet Klinkvis. “Maar de druk op gezinnen is hoog en hulp vragen is positief. Zoals je ook naar de huisarts gaat als je een klacht hebt.”

Maar ook het imago van de jeugdzorg kan wel wat hulp gebruiken, beamen Overbeek en Klinkvis. “Het is nu vooral nieuws als het ergens helemaal mis gaat, maar je leest weinig over gezinnen die weer op de rit staan na hulp van jeugdwerkers”, aldus Klinkvis. Volgens Overbeek heeft dit ook te maken met de publieke opinie. “Het te vroeg komen of te laat er zijn, die verhalen gaan rond op verjaardagen. Incidenten komen in de pers, en ja er gaan ook echt dingen mis. Het is alleen zo moeilijk te meten wat er allemaal goed gaat.”

Een heleboel werknemers doen elke dag hun stinkende best om de jeugd te helpen, benadrukt Overbeek. “Ze gaan met passie naar hun werk en zijn gedreven om voor deze kinderen op te komen, soms zelfs ten koste van zichzelf en hun eigen leven. Daar mag wel wat meer aandacht voor zijn. Daarom blijft CNV Zorg & Welzijn opkomen voor de belangen van de jeugdzorgwerkers.”