Meike Bergwerff

View Original

Passende leefstijlcoaching met geld uit het basispakket

De leefstijlcoach moet op grotere schaal beschikbaar worden en preventief worden ingezet bij mensen vanaf een matig gezondheidsrisico. Ook de staatssecretaris ziet de noodzaak van deze hulp in. Drie aanbieders van de gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) zijn inmiddels effectief bevonden en toegevoegd aan het basispakket zorg. Wat bieden deze programma’s?

Mensen met overgewicht, diabetes type 2 of met een verhoogde kans op hart- en vaatziekten. Zij komen in aanmerking voor een leefstijlinterventie, de GLI. Tijdens dit programma krijgen deelnemers met een gezondheidsrisico advies over en begeleiding bij het aanleren van nieuwe gezondere gewoontes met betrekking tot voeding en beweging. Twee jaar lang worden zij gestimuleerd om meer te bewegen.

Er zijn tot nu toe slechts drie aanbieders van deze GLI’s officieel geaccrediteerd: CooL (Coaching op Leefstijl), De Beweegkuur en het programma ‘Slimmer’. Sinds 1 januari wordt de GLI vergoed door alle zorgverzekeraars. Volgens de Nederlands Zorgautoriteit komen vijf miljoen Nederlanders in aanmerking voor de leefstijlcoach.

Preventie-akkoord
Rik Crutzen, hoogleraar Behaviour Change & Technology aan de universiteit van Maastricht, is blij met de komst van de GLI’s. “Het is fijn om te zien dat er aandacht is voor preventie, ook vanuit de verzekeraars.” De GLI’s zijn al lange tijd in ontwikkeling, aldus Crutzen. “Ook de komst van het preventie-akkoord laat zien dat er nu eindelijk meer aandacht voor is.” Het preventie-akkoord bestaat uit afspraken die de Rijksoverheid heeft gemaakt met zeventig organisaties in Nederland, met als doel om het aantal mensen dat jaarlijks sterft door roken, overgewicht of probleemdrinken terug te brengen.

De hoogleraar ziet twee redenen waarom de GLI’s succesvol kunnen worden. “Ten eerste wordt er op persoonlijk niveau gewerkt, op maat. Dat werkt altijd goed. Daarnaast is er met de leefstijlcoach iemand in beeld die het aanspreekpunt vormt, dat zorgt vaak voor een goede benadering. Ten tweede zorgt dit er meteen voor dat de betrokken coach een soort spin in het web kan zijn die cliënten ook kan doorverwijzen naar andere instanties of hulp, afhankelijk van wat iemand nodig heeft.” Denk aan specifiek dieetadvies, beweeginitiatieven in iemands buurt. Dit kan zowel inhoudelijke, dan wel medische of psychologische hulp zijn. “De leefstijlcoach heeft dus ook een signalerende functie. We praten vaak over intersectoraal samenwerken en dat klinkt ook mooi, maar het daadwerkelijk doen is een andere kwestie.” 

Deze laagdrempelige variant van leefstijlhulp zal een nieuwe groep mensen aantrekken, denkt Crutzen. “Zij komen misschien voor het eerst bij een expert, dus dan kan er goed gekeken worden naar wat iemand nodig heeft.” De naam GLI klinkt dan misschien als een pilletje dat je neemt, een ding, maar de hoogleraar vindt het juist sterk dat het dat niet is. “Per persoon kijken wat er nodig is, met vele verschillende mogelijkheden. Dat is de kracht.”

Pilot bij CZ
CooL is één van de geaccrediteerde GLI’s en is ontstaan uit een pilot van zorgverzekeraar CZ, in samenwerking met de Academie voor Leefstijl en Gezondheid (een HBO+ opleiding tot leefstijlcoach) en de Universiteit Maastricht. De pilot ontstond toen CZ onderzoek wilde doen naar de toegevoegde waarde van een leefstijlcoach in de zorg, vertelt Nicole Philippens, als leefstijlcoach samen met collega Ester Janssen eigenaar van de CooL-interventie. In het zuiden van het land werd begonnen met enkele groepen. “Er waren vijf leefstijlcoaches die samen met de betrokken partijen een programma hebben vormgegeven en dit van inhoud hebben voorzien.” Uit het onderzoek bleek dat er voorzichtige, maar positieve resultaten waren, evenals enthousiasme en een duidelijke behoefte aan de centrale positie van de leefstijlcoach. “Dat is een extra aanzet geweest om de GLI in de basiszorg te krijgen.”  

Moeizaam traject
Dat ging niet zonder horten en stoten. Er werd een traject gestart bij het RIVM om goedkeuring en het benodigde effectiviteitsvinkje voor een vergoeding te krijgen. Het Zorginstituut en de NZA hadden de taak om de GLI te duiden en vast te stellen of het onder de noemer “vergoede zorg” een plek had in het basispakket. “Dat is een moeizaam traject, vooral omdat het een vernieuwende ontwikkeling in de zorg is: het is voor het eerst dat preventie een plek heeft in de basisverzekering. Er was weinig vergelijkingsmateriaal en de GLI paste niet naadloos in het huidige zorgproces. dat maakte het lastiger voor alle betrokken partijen”, vertelt Philippens. CooL gebruikt de richtlijnen van de Gezondheidsraad voor voeding en beweging slechts richting gevend en niet als onderliggende norm voor alle deelnemers. “De autonomie ligt bij de deelnemer en de exacte inhoud van het programma kan daarbij grotendeels worden aangepast aan de doelstelling van de deelnemer.”

Omdat de kwaliteit van het programma valt of staat met de kwaliteit van de leefstijlcoach, moet deze lid zijn van de beroepsvereniging voor Leefstijlcoaches Nederland (BLCN). Inmiddels kunnen ook diëtisten, oefen- en fysiotherapeuten die een aantekening leefstijlcoaching halen, en daarmee het CooL-programma uitvoeren.

Belangrijke rol voor huisarts
De huisarts speelt een belangrijke rol in het geheel, hier vandaan wordt iemand naar de GLI verwezen. Op termijn kan ook een medisch specialist iemand doorverwijzen, de gesprekken hierover zijn nog gaande. De huisarts kijkt, aan de hand van indicatiecriteria, of iemand bij de GLI past. De zorgaanbieder van de GLI houdt de huisarts tijdens het proces ook op de hoogte over het verloop ervan.

De criteria liggen specifiek vast, legt Philippens uit. “Iemand heeft een matig verhoogd gezondheidsrisico, een BMI hoger dan 30 of een BMI van 25 tot 30 waarbij er sprake moet zijn van co-mobiliteit (hart- en vaatziekten, apneu of artrose). Uiteraard moet iemand ook gemotiveerd zijn.” Die motivatie moet de huisarts ook checken. “Iemand verbindt zich immers aan een programma van twee jaar. Na het intakeproces komt er daarom een beslismoment waarop wordt besloten of iemand daadwerkelijk gaat starten. Het is niet de bedoeling dat iemand na twee weken afhaakt.”

Na het gesprek met de huisarts en de beoordeling of iemand gemotiveerd genoeg is, start het eerste deel van de behandelfase, die acht maanden duurt. Dit zijn acht groepsbijeenkomsten waarin gedragsverandering en gezond eten wordt besproken maar ook onderwerpen als slapen en ontspannen, plannen, terugvalpreventie en in beweging blijven. Ook is er een bijeenkomst over in beweging komen. Hiervoor krijgt de leefstijlcoach bij CooL hulp van de buurtsportcoach. Daarnaast omvat het basisprogramma 4 individuele consulten voor nog meer maatwerk.

Sportcoach ook betrokken
De samenwerking met de buurtsportcoach is zo ontstaan omdat bewegen niet wordt vergoed vanuit de basiszorg, maar wel een heel belangrijk element is in leefstijl, aldus Philippens. “Iemand aanzetten tot bewegen moet je op een andere manier aanvliegen. Daarom hebben we de buurtsportcoach uitgenodigd bij de groepssessie. Die komt vertellen wat de opties zijn in de buurt, welk aanbod er is, maar ook wat er mogelijk is als je weinig geld te besteden hebt.”

Op deze manier worden mensen begeleidt naar het reguliere beweegaanbod, in de hoop dat mensen daar hun draai vinden, aldus Philippens. “Het aanbod moet bij je passen. Op deze manier hebben ze een persoon in de buurt die ze kennen en advies kunnen vragen.” Het enige nadeel is wel dat de sport- of beweegcoach geen uniforme aanpak heeft, en dus in elke stad anders is georganiseerd.

Het tweede deel van het CooL programma, de onderhoudsfase, duurt 16 maanden. Ook in deze fase zijn er drie individuele consulten en een evaluatiegesprek. In dit deel van het programma worden vergelijkbare onderwerpen besproken en ligt de nadruk vooral op het behouden van het gewenste gedrag.  

Voldoende budget
Vijf miljoen Nederlanders komen in aanmerking voor de leefstijlcoach, terwijl er 6.5 miljoen euro beschikbaar is gemaakt in 2019. Dit bedrag kan zo’n vijftienduizend tot twintigduizend mensen met een GLI laten starten dit jaar. “De instroom moet op gang komen”, aldus Philippens. “Het Ministerie zou een campagne starten, maar deze kwam er uiteindelijk niet. De mensen stromen nu mondjesmaat binnen. Er zijn regio’s al heel actief, terwijl anderen nog helemaal niets doen.” Voorlopig lijken er dus geen acute geldproblemen te zijn. Mocht de animo voor de GLI sterk toenemen, dan is niet bekend hoe dit financieel opgelost zal worden.

De leefstijlcoach maakt zich daarom geen zorgen over de gepresenteerde aantallen en cijfers. “We moeten dat plafond een beetje met een korrel zout nemen, zei ook de staatssecretaris. We gaan niet opeens heel Nederland bedienen, het moet groeien.” Daarnaast is ook niet iedereen die in aanmerking komt voor de GLI ook daadwerkelijk gemotiveerd om in een tweejarig programma met zijn leefstijl aan de slag te gaan.

Ook hoogleraar Crutzen heeft over die aantallen gehoord. “Het loopt al redelijk goed, volgens mij. Maar zo’n budget is altijd lastig. In het algemeen is preventie kosten-effectiever dan behandeling. Dus in die zin, ook vanuit de verzekeraars, is zo vroeg mogelijk in actie komen op de lange termijn altijd kostenbesparend. Maar het nadeel is dat je bij preventie minder duidelijk snelle resultaten ziet. Die effecten tonen zich later pas. Dus er moet iets meer geduld getoond worden.” De GLI’s zijn pas sinds 1 januari van start, dus Crutzen verwacht dat de animo zal toenemen de komende jaren. “Het feit dat het nu in het basispakket is opgenomen, geeft vast een extra stimulans.”

Online aanvullingen
De GLI’s zijn momenteel nog niet erg online, valt op. Maar Philippens ziet daar nog voldoende kansen liggen. “Het is nu een open interventie, met ruimte voor eigen inhoud en vorm. Dus in die zin is een online toevoeging ook aan de coach. De interventie zoals deze nu is, is effectief gebleken.” Een online element zou in de toekomst wel ter aanvulling kunnen dienen, denkt de leefstijlcoach, mits er meer wetenschappelijk onderzoek komt naar de effectiviteit. “Maar ik zie er wel toekomst in.”

Crutzen richt zich in zijn onderzoek op het gebruik van technologie en ziet daarom ook wel iets in online toevoegingen. “Eerst moet er een goede basis worden neergezet. Maar e-health zou goed tussen de sessies door kunnen worden ingezet, of op de lange termijn handvatten kunnen geven.” De hoogleraar ziet een vorm voor zich waarin het persoonlijke element met gesprekken een eerste deel vormt, waarna er een online deel volgt met extra tools, als een extra aanvulling. “Dat hoeft niet per se duurder te zijn, maar het effect duurt dan wel langer.” De leefstijlcoach speelt een grote rol, ook wat betreft impact leidt het tot zorgkostenreductie, aldus Crutzen. “Dan moet je zo’n gedragsverandering ook volhouden op de lange termijn. Het helpt ook niet om één keer te gaan hardlopen, het moet in je dagelijkse patroon verwerkt worden. Ik zie dus zeker een rol voor technologie en e-health in dat geheel.”

Philippens is positief over de toekomst. “Het is natuurlijk een illusie dat dit voor iedereen werkt. Maar voor veel mensen kan het betekenen dat ze meer grip krijgen op hun gezondheid en daardoor bewustere keuzes maken.” Het mooie is niet zozeer om mensen naar de norm toe laten werken en hen te vertellen hoe ze moeten eten of bewegen, maar hen de vaardigheden aan te leren om daar zelf vorm aan te kunnen geven, aldus de leefstijlcoach. “Na twee jaar weet iemand hoe je doelen stelt die haalbaar zijn, hoe je een planning maakt, hoe je stappen kan zetten in het proces, je tijd goed kunt managen en prioriteiten kunt stellen. Dat zijn vaardigheden waar mensen profijt van hebben, ook omdat zij vaak last hebben van stress en minder goed slapen. Uiteindelijk gaan ze die samenhang snappen.”